Coffea arabica, veel meer dan koffiebonen

Coffea arabica komt oorspronkelijk uit Ethiopië, Kenia en Soedan. Deze soort uit de Rubiaceae-familie wordt in de rest van de wereld op grote schaal geteeld voor zijn koffiebonen. Maar de koffieboom is ook een sierplant die zich goed aanpast aan elk interieur.

In het wild is de Coffea arabica een boom met een gespreide groeiwijze die een hoogte van negen meter bereikt. Op onze breedtegraden hangt de grootte af van de groeiomstandigheden. Hij wordt maximaal tien centimeter hoog als je hem in een gesloten terrarium plant. In een pot kan hij anderhalve meter hoog worden.

De struik heeft een enkele stam met grijze schors, net als de olijfboom (Olea europa). Hij heeft horizontale, tegenoverstaande takken.

De bladeren groeien op een korte steel. Ze zijn leerachtig, met duidelijke nerven en gladde randen. Ze zijn glanzend donkergroen. De elliptische bladen met spitse toppen zijn tot twaalf centimeter lang en vijf centimeter breed.

De bloei is zeldzaam wanneer Coffea arabica in potten en binnenshuis wordt gekweekt. In de volle grond en in een gunstig klimaat komt de bloei voor bij koffieplanten die minstens vier jaar oud zijn. De witte bloemen verschijnen in groepjes van drie tot zeven in de bladoksels.

De bloemen leven maar een paar uur. Ze produceren een steenvrucht die kers wordt genoemd. De vrucht is de eerste dagen groen en verandert dan van kleur. Hij wordt geel of donkerrood als hij rijp is. Hij bevat twee bruine zaden met een diepe groef erdoorheen. Dit zijn de koffiebonen die we gebruiken voor onze espresso, cappuccino en latte.

De koffieplant is niet giftig. Hoewel we vooral gewend zijn om de zaden te eten, kunnen we ook infusies maken van de bladeren.